Plons. Vaststelling met een los eindje

Wat gebeurt er als je dan toch in volledig zeilpak in het water kukkelt? Was het zonder reddingsvest anders afgelopen?

Heel plots scheert het zicht over de kantelende steiger, door de zwiepende lucht, langs de buigende masten van de aangemeerde jachten en dan verschijnen er strepen met luchtbellen in een heel ander, nat element.


Verdomme, ik ben in het water gevallen.

De film van de val staat in je geheugen gegrift.

Met een knal gaat het reddingsvest af, het stuwt me omhoog en met veel ‘pscht’ duwen de drijflichamen mijn wangen tegen elkaar, vernauwen ze het zicht tot een verticale streep en persen ze tegen mijn hoofd als verwittigingssignaal. Gauw voel ik het zeewater door kieren en spleten van het anders toch zo droge zeilpak tot op mijn lijf dringen. In geen tijd wegen de laarzen als lood. Er is nauwelijks tijd om na te denken, en toch is dat precies het beste wat ik kan doen, hoor ik mezelf zeggen. Geen paniek.


Wat er aan vooraf ging

Een dag op zee met een open motorboot om foto’s te maken van een van dé zeilwedstrijden van het jaar. De boot wordt op een vlotsteiger met rollers geparkeerd, dat lukt niet zo best. Ik stap overboord en op de steiger in groot ornaat. Dat wil zeggen in opbouw volgorde: onderkleding en sokken, polo, fleece trui, zeilbroek, en daarover Musto offshore zeilbroek en jekker en laarzen, en – hoera hoera- daarover het automatische Besto reddingsvest. Recent nog gekeurd, overigens. 275 Newton versie. Ik stap dus overboord, neem de landvast, stap naar het midden van de steiger, breng mijn gewicht naar het achteruit gestrekte been en geef een ruk aan dat touw. Voor alles in mijn zicht begint te tuimelen, zie ik nog net dat het landvast niet over de kikker aan boord ligt. Dan begint iets wat omstaanders een vreemd dansje noemen.

Ik plons het water in. Vloek.

Digitale sleutel. Smartphone. Portefeuille. Zijn ze zeewaterbestand?

Het binnenstromende zeewater is gelukkig nog niet koud, het is september. Wel volgen flitsende gedachten elkaar op. In mijn zakken zitten spullen die niet zo zeewatervriendelijk zijn: portefeuille, remote van de autosleutels, smartphone. En waar is mijn bril, zonder zie ik dichtbij niets, enfin, kan ik niks lezen. Op de steiger, hoog op de rand van de Grand Canyon richel, staan andere zeilers klaar om te helpen. Ik voel mijn gewicht toenemen, vooral het fleece binnenvest ontpopt zich als ballast. Maar niet voor een zwemmer. Och ja, zwemmen…  

Nat. Klieder.

Op enkele meters verder links hangt een noodladder aan de pontonsteiger. Iedereen is het erover eens, dat is niet zo ver, zwem erheen en ik zou vlotjes uit het water klauteren.  Al na een stroke of vijf is het duidelijk dat het reddingsvest gemaakt is om te redden maar niet om te zwemmen.

Mijn hoofd en borst blijven naar boven door het drijfvermogen, terwijl ik instinctief op mijn buik wil zwemmen. Dan reikt iemand de borstelsteel aan waaraan ik me kan vasthouden, de mannen boven verzorgen de sleepdienst. Nog even onder de landvasten van de aangemeerde boten stechelen en de ladder is binnen handbereik. Intussen voel ik dat alles intussen onder de lagen doordrenkt is en snel kouder wordt.

Ademen blijft een opgave.

Bij de ladder is het snel duidelijk dat het reddingsvest opnieuw hindert. De sporten van de ladder gaan niet dieper dan 75 centimeter onder het wateroppervlak. Om zelf op de ladder te kunnen klauteren, moet mijn bovenlichaam van de ladder weg en moet minstens één been hoog genoeg opgetrokken worden om de voet op de onderste sport te krijgen. Vergelijkingen met onstuimige zeedieren zijn niet helemaal verzonnen, maar die klimmen niet op ladders.

Klimmen – minder evident dan het lijkt

De mannen boven besluiten me er aan mijn armen uit te trekken. Polsgreep. Van a één van a twee. Ik – kliedernat en in volle uitrusting- duw me op om niet plat te vallen. Er komt nog een steuntje om mij op m’n benen te krijgen, want zo vlot gaat dat niet. Ik ril en voel me volkomen uitgeput. Hoelang heeft dit geduurd? Hoop en al zeven minuten. Veel dank aan iedereen die assisteerde.

Na wat te zijn bekomen begint een heel nieuw proces: uitkleden, inventariseren, organiseren. De smartphone is dood, de lederen portefeuille is wak, alle papier is gestart met ontbinden en later zal blijken dat de remote sleutel van de auto waterdicht is.

Biep: kofferdeur open, droge kleren uit de tas en terug naar het clubgebouw voor een laaaange, warme douche waar de meeste kleren in gespoeld worden en de lichaamstemperatuur weer naar aangenaam gaat .. droogkastmuntjes, kleerhangers, enzovoort en zo verder.

Ondertussen: introspectie  

Een voorval als dit blinkt uit in stommiteit. Na al die jaren boot- en vaarervaring aan een los eind rukken. Oen.
Gelukkig dat ik -zelfs in de haven- een reddingsvest droeg.  In volledig zeilornaat drijf je niet, not, ne pas, nicht. Zwemmen is amper een optie. En zelfs: de noodladder opklimmen geheel gekleed en doorweekt vraagt heel, heel veel kracht. Die neemt met de minuut, –wat zeg ik?- per seconde af. 

Gelukkig dat de haven noodladders installeerde. Maar please modellen monteren waarvan de sporten zeker anderhalve tot twee meter diep steken. Anders is de kans groot dat je er door de kleding en het volumineuze vest je voet niet of misschien (!) na veel inspanning kan opzetten. Veel reservepogingen heeft een eenzame drenkeling niet. Vergeet dat ‘opduwen’.

Een reddingsvest is voorzien van vele verstelbanden. Daar zit een dilemma: strak aansnoeren zorgt ervoor dat de drager hoger komt te liggen boven het wateroppervlak. Maar de drijfelementen drukken dan tegen weerszijden van je gezicht, waardoor ademen moeilijker wordt en het zicht zot een streepje beperkt. Hoe meer drijfvermogen, hoe minder maneuvreerruimte.

Fleece is qua isolatiemateriaal voor zeilkleding onovertroffen. Maar een licht fleecen jackje van amper honderd gram droog wordt door het snel opgezogen zeewater bijna tien kilo zwaar. Het water in de laarzen zijn gemakkelijk ook goed voor vier, vijf kilo. Zwemmen of nog maar drijven gaat daardoor veel lastiger. Véél lastiger.

Als, dan…

De gedachte dwaalt natuurlijk ook af naar over boord vallen op zee. Terug bij de drenkeling komen vraagt veel tijd, zeker als vermoeidheid en onderkoeling -zo blijkt nu- bliksemsnel toeslaan. Dat de drenkeling zelfstandig terug aan boord kan komen is op zijn minst zeer, zeer twijfelachtig. Meet maar eens hoe diep de zwemtrap steekt. En hoe een al dan niet geïmproviseerde nood touwladder te keer gaat in het water. Of hoe je in het water greep kan krijgen op een jacht dat op de golfslag een halve meter of meer alle kanten uitslingert.
Na enkele minuten in het water is de kans erg klein dat de drenkeling daar nog zijn voet op krijgt, laat staan dat hij voldoende reservekracht in zijn benen heeft om zich op te duwen. Hoewel we de turbopower uit de adrenaline van zelfbehoud niet mogen onderschatten.

Advies

Is dit een dramaverhaal, een moralistische vertelling, de framing van Het Grote Gevaar op zee? Zeker niet. Ik heb er geen abonnement bij een traumatherapeut aan overgehouden. Wel een vergrote aandacht voor een jaarlijkse, volledige (!) reddingsvestkeuring en het correct dragen ervan. Het is wel een wijze les, een ervaring over hoe je kan omgaan met de risico’s in de pleziervaart.

Better safe than sorry.

Zo is het.

PDJ

EmergenSea + Veiligheidsdag – 4 februari 23 – RYCB Schelde